Het gezicht van de vicepresident marketing lachte hun warm toe. ‘In zo’n commerciële brochure is het zowat een must een foto op te nemen. Dat wekt vertrouwen, zeker als de persoon in kwestie er ernstig en bonafide uitziet. Wat hier het geval is.’
Livingstone knikte zonder geestdrift. ‘Zo kwam hij ook over. Vertrouwenwekkend. Rustig, met overtuiging pratend. Een boom van een vent, struis gebouwd, maar niet dik. En duidelijk op de hoogte van wat hij te vertellen had.’
‘Dat zal wel. Die vent is geoloog. Ex-geoloog. Maar daar kom ik later op terug.’ Scott wees naar de kleurenfoto. ‘Hij draagt een bril. Maar een met heldere glazen. Niet van die licht gefumeerde.’
Zijn bezoeker fronste de wenkbrauwen. Hij begreep niet waar de ander op doelde.
‘Ook heldere glazen zijn verplicht in een verkoopbrochure. De man op de foto kijkt je onbevangen aan, recht in de lens. Die verstopt zich niet achter gekleurd glas. Opnieuw een kwestie van het winnen van vertrouwen.’
Livingstone snoof. Wat was de bedoeling van die hele uitleg? Hij had behoefte aan een sigaret. ‘Ik volg u niet helemaal...’
‘Die foto is niet alleen in kleur, maar ook van een zeer goede kwaliteit. Je zou niet anders verwachten in zo’n dure brochure. Zo goed van kwaliteit dat de Australische politie niet veel moeite had om hem in te scannen en te vergelijken met de gezichten van de criminelen in hun databanken. Omdat niet alleen de vorm van het gezicht, de dikte en breedte van de neus, mond, enzovoort, maar ook de kleur van de ogen klopte, zijn ze met een waarschijnlijkheid van 99,6 procent ervan overtuigd dat dit het gezicht is van ene Sullivan Robertson, een Australiër die vroeger als geoloog werkte voor BHP Billiton, een groot mijnbedrijf.’
‘Ik ken BHP Billiton’, antwoordde Livingstone.
‘Robertson, die overigens als koosnaampje Snake gebruikt, was een tiental jaren geleden betrokken bij een diefstal van palladium, een edel metaal dat onder meer gebruikt wordt in de uitlaten van auto’s.’
‘Ik weet wat palladium is’, gaf Livingstone op hetzelfde verveelde toontje terug.
Romeri negeerde voor de tweede keer de onderbreking. ‘Maar de man werd betrapt toen hij het voorraadje wilde verkopen. Samen met enkele handlangers ging hij een klein jaar de cel in. Na zijn vrijlating is hij van de aardbodem verdwenen. Geen vaste verblijfplaats. Geen bekend adres. Geen familie. Niets.’
‘Hij was wel in levenden lijve aanwezig op die beleggersmeeting in Darwin. Dan nog in het Hilton...’
‘Ze huren natuurlijk geen achterafzaaltje’, merkte Scott droog op. ‘Ik ben er zowat zeker van dat de man – sinds hij op vrije voeten is – zich toelegt op het oplichten van mensen zoals u. Zijn nieuwe beroep, zeg maar.’
‘Hoe weet u dat?’
‘Zeker weet ik dat niet. Maar het is geen ongebruikelijk scenario. Als men eenmaal geproefd heeft van de verboden vrucht...’
‘Dus u kent de spreker, u weet dat hij een oplichter is... Maar verder hebt u niets. Zelfs geen adres. Geen namen van handlangers...’
Romeri wilde net bevestigend antwoorden, toen de telefoon ging. Hij had Maureen toch strikte instructies gegeven niet gestoord te worden. Als hij met een klant bezig was, dienden andere dossiers te wachten.
‘Ja?’
‘Ik weet dat ik niet mag storen.’ Ze was hem te vlug af. ‘Maar het is uw vrouw. Het is dringend.’